Porcellio spinicornis

 

  • De herkomst van deze soort, in het Nederlands ook wel “Zwartkop pissebed” genoemd, ligt in Europa. Ook zijn ze geïntroduceerd in delen van Noord Amerika en Canada.
  • Het lichaam is relatief breed en afgeplat. De kop is (mat)zwart, evenals de ogen. De “staart” is vaak ook zwart. Er loopt doorgaans een donkere, vaak zwarte lengtestreep over het midden van de rug. Aan beide kanten van deze lengtestreep loopt een rij met kenmerkende, gele vlekjes die heel goed maar soms ook nauwelijks zichtbaar zijn. De meeste van mijn spinicornis hebben weinig tot geen zichtbare gele vlekken. Ik vind persoonlijk de zwarte kop en “staart” duidelijke kenmerken om de soort te herkennen. De Mospissebed, Philoscia muscorum lijkt oppervlakkig gezien wel wat op spinicornis. Echter, bij de Mospissebed is de zwarte rug streep vaak wat vlekkerig, de in een rij staande gele vlekken zijn niet aanwezig, de “staart meestal niet echt zwart en de rug glimt veel meer. Ook is de volwassen mospissebed hooguit 10 mm lang. Wat wel enigszins overeenkomt is de lichaamsbreedte en het feit dat het allebei snelle diertjes zijn.
    Ook kan er verwarring zijn tussen P. spinicornis en Oniscus asellus. Het verschil tussen deze twee is vrij gemakkelijk. P. spinicornis heeft twee paar pleodale longen en twee flagellum segmenten terwijl O. asellus geen longen heeft en drie flagellum segmenten.
  • Dit is een niet al te grote soort; meestal zijn de volwassen dieren rond de 15 mm lang.
  • De voorkeurstemperatuur ligt tussen de 17 en 25 graden Celsius. Ik heb inmiddels gemerkt dat ze behoorlijk tolerant zijn wat betreft de temperatuur waarop je ze houdt.
    Wat betreft de voorkeursluchtvochtigheid, ook hierin zijn ze tolerant. Ze weerstaan droge omstandigheden zonder al te veel problemen. Ik zie ze zowel onder het kurkeikschors (droog) zitten als onder een stuk schors wat boven het vochtige sphagum ligt. Ze kunnen tamelijk actief zijn overdag. Ik houd (inmiddels hield) de mijne in een glazen plantterrarium waarin het achterste derde deel permanent vochtig is en het voorste twee derde deel tamelijk droog.

Van deze soort is bekend dat ze zich voornamelijk ophouden in habitats die door de mens gecreëerd of sterk beïnvloedt zijn. Hierbij moet je o.a. denken aan tuinen, gebouwen (vaak op muren), begraafplaatsen, parken, etc.
Hier houden ze zich overdag veelal op onder stenen, droog hout, etc. Waar de omstandigheden voor hun ideaal zijn kan een populatie uit heel veel exemplaren bestaan.

Ze schijnen in de natuur de voorkeur te geven aan de wat warmere plekken.

Overwinteren doen ze veelal in huizen (spouwmuren, kelders, etc.).

Uit de samenvatting van een onderzoek  kwam naar voren dat 70% van de aanwezige exemplaren , in de vrije natuur, één worp per jaar produceerden en 30% twee worpen.

De voortplanting in de vrije natuur begon aldaar rond de 13 graden Celsius.

Zoals hierboven al terloops genoemd heb ik mijn dieren ondergebracht in een glazen plantterrarium. De doorsnede hiervan is op het breedste punt ca. 24 cm. Dit breedste punt is de plek tot waar het substraat ligt. De hals van de fles heeft een opening van ca. 14 cm en kan afgesloten worden met een kurken “deksel”. Dit deksel wordt (voorlopig) niet gebruikt.

Ik realiseer me dat, mochten de dieren zich flink gaan vermenigvuldigen, deze fles te klein zal zijn. Niet getreurd, dan krijgen ze gewoon een grotere bak. Voor nu is dit groot genoeg voor 12 pissebedjes van nog geen centimeter groot.

Deze fles is ingedeeld met een vochtig deel van 1/3 van de bodem waarin een plantje staat met daaromheen vochtig sphagnum. De overige twee derde van het substraat gaat over van licht vochtig naar droog. Hierop liggen stukjes schors als schuilplaats en bladeren. De samenstelling van het gebruikte substraat vind je op de substraat pagina.

De temperatuur zal gedurende het jaar variëren tussen 18 graden Celsius in de nacht (kouder wordt het daar sowieso nooit) en hooguit 25 graden Celsius in de zomer. De fles staat bij een groot raam op het westen en de zon kan onmogelijk rechtstreeks op de fles schijnen (uiteraard een absolute voorwaarde voor elk isopodarium – nooit in de zon zetten).

 

Over het voedsel waar ze de voorkeur aan geven kan ik voorlopig niet veel anders zeggen dan dat ze hetzelfde voer voorgeschoteld gaan krijgen als mijn andere isopods. Dus wit, rot hout, bladeren, dierlijke proteïne in de vorm van visvoer, vlo kreeftjes, etc. en  groente en fruit (vnl. courgette, wortel en zoete aardappel – en aangezien de fles in onze keuken staat zal er vast nog wel eens iets in gegooid worden van hetgeen wij eten).

Het bovengenoemde glazen plantenterrarium bleek geen goede plek voor ze. Ze zijn hier allemaal dood gegaan zonder zich eerst voort te planten. Erg jammer, maar zo gaat het soms.

Sinds begin juli 2022 heb ik weer een nieuwe groep in de collectie. Deze dieren zijn afkomstig uit Italië.

Ik heb ze nu ondergebracht in een "standaard" bak. Dit gaat een stuk beter. Inmiddels zijn deze dieren volwassen en planten ze zich prima voor.
Hieronder wat foto's van de nieuwe dieren uit Italië...