Eluma caelatum

 

  • Herkomst is noordwestelijk Afrika, West-Europa, Groot Brittannië, Ierland en het Iberisch schiereiland. Komt tegenwoordig ook wel voor op ander plekken in de wereld, waaronder de Canarische eilanden, de Azoren, Madeira, Frans-Guyana, Australië, Nieuw Zeeland (in Nelson op het zuidereiland) en Tasmanië.
  • Komt in Nederland alleen in Zeeland voor.
    Als biotoop in Nederland en België wordt o.a. genoemd:
    Bron
    - aan de onderkant van de duinen
    - Op dijken onder mossen die in de zon liggen

    Bron

    - ruig grasland langs dijken
    - in de polders aan de oevers van grachten en beken, langs lanen en in de strooisellaag van jonge loofbosjes.

    Bron

    - jonge loofbosjes op kalkrijke zandgrond in de duinen, aan de duinvoet tussen de vegetatie, in kleiige steilkanten langs kreken, langs sloten, onder hout in bermen en onder strooisel en tussen grassen op basaltbeschoeiingen van zeedijken.

    Bron
    - onder wortelmatjes op dijkstenen. Ook onder hout en stenen op zeeklei aan de oevers van slootjes achter de zeedijk.

    Bron
    - In zuidelijk Europa is het meer een bosbewoner.
  • Is tot nu toen in Nederland altijd binnen 12 km van de kust aangetroffen. Het merendeel van de waarnemingen was binnen 100 meter van zout water.
  • Maximale lengte is 9 – 10 mm
  • Voorkeurstemperatuur heb ik niet kunnen vinden, maar gezien de herkomst zal het ongeveer 18-24 graden Celsius zijn.

 

Deze soort is o.a. herkenbaar aan de ogen. Daar waar bij veel andere isopods de ogen bestaan uit een groepje oogbolletjes (ocelli), bestaat het oog bij Eluma caelata uit 1 oogbolletje.

Ook heeft E. caelata een donzig behaard lichaam en is dat bij de meeste soorten niet het geval.

Heeft 2 paar pleopodale longen.

Mijn exemplaren heb ik gevonden in Zeeland (op Walcheren).
Ik vond ze in natuurgebied Rammekenshoek (de bewoners van Walcheren noemen dit gebied “het Ritthemse bos” omdat het vlak naast het plaatsje Ritthem ligt).
Het is een krekengebied dat zo'n 70 hectare groot is. Het grenst letterlijk aan de Westerschelde.

Inmiddels, halverwege mei 2021, heb ik er ook een aantal in onze achtertuin gevonden. 

Ik had ze aanvankelijk aangezien voor jonge Armadillidium vulgare. Ik vond beide soorten bij elkaar en had ze slechts oppervlakkig bekeken.
Toen ik ze na een poos wat beter observeerde in het isopodarium viel het me wel op dat ze “apart gekleurd” waren in vergelijking met A. vulgare.
Op Facebook, in een isopoda-groep, wees Liam Lewis me er op dat het om de Paarse oproller, Eluma caelata ging en legde me uit hoe ik dit kon zien. Na het maken van wat foto’s met het macro-objectief was zowel het afwijkende oog als de beharing duidelijk zichtbaar.
Ik heb ze de volgende dag een eigen isopodarium gegeven. Blijkbaar hadden ze het bij A. vulgare toch wel naar hun zin gehad, want ik zag minstens een hoogzwangere er tussen zitten (zie onderstaande foto).

Inmiddels (eind mei 2021) zijn de eerste jonkies gezien.

Ze zitten nu in een standaard isopodarium op het substraat dat ik beschreven heb op de substraat pagina.

Gezien het biotoop waarin ik ze aantrof houd ik ze enigszins vochtig (niet nat) met ook een redelijk droog deel.

Het is een tamelijk snelle soort, die, bij het overzetten naar de andere bak, zich bij aanraking meteen oprolden.

 

Als voedsel hebben ze rottend, wit hout en bladeren tot hun beschikking.
Wekelijks krijgen ze een stukje courgette of komkommer o.i.d.
Ze eten ook dierlijk materiaal. Op een van de foto's hieronder zie je een 3 mm grote baby van een vis-pellet eten.