Armadillidium ruffoi

 

Herkomst

Komt alleen voor in Noord-Italië.

Deze soort is niet zo sterk vertegenwoordigd in de hobby. Schijnbaar komen alle in de hobby aanwezige dieren uit (of stammen af van) dieren uit de provincie Verona (regio Veneto).

De wildvangdieren zijn gewoonlijk grijsachtig met onregelmatige witachtige vlekken. Deze vlekken vormen drie lengterijen waarvan de middelste de grootste vlekken heeft. Midden tussen de ogen ligt ook een vlek.

De door mij gehouden variëteit is wat kleurrijker; de vlekken zijn gelig op een bruinige ondergrond.

Er is nauwelijks iets bekend over hoe ze leven in het wild. De exemplaren die beschreven zijn als A. ruffoi door Arcangeli (1940) zijn gevonden in en bij grotten. In de provincie Verona zijn veel grotten.

Ze worden tot maximaal 18 mm lang, meestal een paar mm kleiner.

Temperatuur

Deze dieren geven de voorkeur aan temperaturen tussen de 20 en 25 graden Celsius. Gezien hun oorspronkelijke afkomst zullen ze vrijwel zeker tamelijk tolerant zijn voor schommelingen in de temperatuur.

Vochtigheid

Ik houd de mijne zoals ik Armadillidium vulgare en/of Porcellio scaber houd.

Het substraat is mijn zelf samengestelde substraat.

Aan een (korte) kant ligt een centimeter of 6-7 altijd vochtig sphagnum.

Het stuk kurkeikschors ligt met een rand op of boven het sphagnum.

Het middendeel van het substraat is, dankzij het ernaast liggende sphagnum, licht vochtig.

De rest van het substraat is droog. Hier ligt een laag bladeren (eik, hazelaar, beuk, esdoorn, kastanje) die een keer per week besproeid worden. Tussen de bladeren blijft het wat langer vochtig, maar het oppervlak van de bladeren is de volgende dag droog.

Momenteel zitten mijn A. ruffoi tijdelijk in een Braplast box (L 24cm x B 17cm x H 7cm) en deze staat in onze keuken. Ze zijn nog klein (7-10 mm) en ik wilde ze niet meteen in een grote box zetten omdat ik ze dan wellicht niet goed kon controleren. Ze doen het goed in de Braplast box. Deze is hetzelfde ingericht als een grote box. Alleen ligt hier geen kurkeikschors in als schuilplaats, maar twee stukken rot wit hout.

Inmiddels hebben ze een grote box en doe ze het prima. Ze planten zich goed voort.

Voedsel

Ze krijgen wekelijks courgette (zo nu en dan zoete aardappel), dierlijke eiwitten, visvlokken, etc.

Ook krijgen ze het, door mijzelf samengestelde, droogvoer voor isopods. Dit wordt graag gegeten.

In de box bevindt zich redelijk wat wit rot hout en hier eten ze ook van. Idem v.w.b. de bladeren die in de bak liggen.

Uiteraard liggen er enkele stukken sepia in de bak. Ook zit er calciumcarbonaat in het substraat.

Zomaar wat weetjes...

Deze soort is pas voor het eerst beschreven in 1940. Dit werk werd gedaan door de Italiaanse zoöloog en bioloog Alceste Arcangeli. 

 

Verder is er geen informatie te vinden over deze soort. Ik houd me aanbevolen wanneer iemand meer info heeft.